Belagersbeginsel, een vergeten traditie.

Het belagersbeginsel kent naast een leerzame traditie, ook een anker in onze natuurlijke wijze van doen en denken. Het speelt een rol in onze afwegingen. De sympathie voor de zwakke, het slachtoffer, de natuurlijk weerstand tegen de dader of agressor. Het beginsel kan bijdragen aan het doordenken van onze oordelen over eigentijdse vraagstukken.

Eigenrichting, Ik val met de deur in huis: Het belagersbeginsel is omstreden in de westerse cultuur en onze rechtstaat. Om met het laatste, de rechtstaat, te beginnen. Het beginsel is verdacht en wordt gelinkt aan eigenrichting. In de moderne rechtsstaat mag de burger zich veilig mag wanen en overtredingen worden door de sterke arm beteugeld en door de rechter beoordeeld, is de gedachte. Nu wil ik niemand het ideaal van de rechtstaat ontnemen, maar tussen zelfbescherming en eigenrichting zit een belangrijk verschil. Het begint er mee dat een ieder van nature het eigen leven en waar mogelijk dat van zijn naaste beschermt tegen ongewenste inbreuk. De waarborg van de persoonlijke integriteit en zelfbescherming is een onvervreemdbaar recht van elk individu.

Martelaarschap

Is mijn stelligheid over zelfbeschikking wel gepast? Het antwoord is: "Neen!" De westerse cultuur heeft in dit kader beperkte Joodse wortels. De invloed van het gedachtegoed van Plato en Aristoteles, maar ook dat van Paulus en Augustinus zijn aanzienlijk groter. Dit illustere gezelschap predikte niet alleen het primaat van de man over de vrouw. De laatsten predikten ook lovend over het martelaarschap, naar aanleiding van de lotgevallen van hun leermeester, Jezus van Nazareth. Zijn populariteit en geweldloze verzet tegen de gevestigde orde werden hem fataal. Niettemin pakten zijn volgelingen de ideologie van naastenliefde met succes op in het christelijke westen. De oorspronkelijke ideologie is echter gebruikt door politieke en morele gezagsdragers voor eigen doeleinden, maar werkt ook nu nog door in de westerse cultuur. Een houding van eerbied, tolerantie, verzoening en vergeving werd en wordt als deugdzaam aangemerkt.  Het slachtoffer werd en wordt geacht vergeving te schenken en zich te verzoenen met de dader en geen kwaad met kwaad te vergelden. Hoe plausibel deze houding ook mag zijn, de waarborg van integriteit van het individu kwam en komt daarmee aan een dunner draadje te hangen.

Thomson (ja alweer!)

Wat er schort aan het denken over zelfbeschikkingsrecht wordt kernachtig verwoord door Judith Jarvis Thomson in haar veel geciteerde artikel 'A Defence of Abortion'.  Het betoog van Thomson komt (te) kortweg hierop neer dat niemand tegen zijn zin kan worden verplicht om de eigen vrijheid op te geven ter wille van een ander, van de ongewenst zwangere vrouw wordt echter wel verwacht dat zij haar leven schikt ter wille van leven in wording. Thomson kreeg repliek van tegenstanders van abortus. Het ondersteunende argument van deze beweging is dat de vrouw toch heeft ingestemd met geslachtsverkeer en dus ook zelf verantwoordelijk is voor de zwangerschap. Dit argument brengt een oplossing van de zaak echter niet dichterbij. Integendeel, immers zij die ten gevolge van buitensporige of ongezonde leefgewoontes een beroep doen op sociale voorzieningen en/of zorgverlening worden zonder aanzien des persoons ondersteund dan wel medisch behandeld, met betaling uit algemene middelen. Waarom wordt een ongewenst zwangere vrouw dan niet naar algemene maatstaven behandeld?  In dit kader mag het opmerkelijk heten dat er - nog immer- afzonderlijk 'vruchtbaarheidsklinieken' bestaan. Hiermee wil ik maar aangeven hoe diep dit dilemma doorwerkt in het maatschappelijk bestel.

Wat ik hier in navolging van Thomson aangeef is dat de waarborg van de integriteit van het individu nogal selectief is. In theorie behoren persoonlijke onschendbaarheid en zelfbeschikking  tot de een elementaire grondrechten van ieder persoon, maar in de praktijk blijken deze rechten onderschikt aan religieuze, culturele, sociale-, politieke of economisch denkbeelden en belangen. Ter illustratie de besluitvorming rond orgaandonatie. De lang gesteggel is de politieke stelling: Wie geen bezwaar aantekent tegen donatie van organen is donor. Maar hoe kan dat? Dat betekent immers dat het lichaam in beginsel schendbaar is, tenzij ik bezwaar aanteken. De waarde van de persoonlijke integriteit maakt plaats voor het belang van orgaandonatie. Meeslepende verhalen over het nut van donatie ten spijt, de burger is opnieuw lijfeigene, dit keer van de staat. Daarmee is niets gezegd over het belang van orgaandonatie, maar alles over de aantasting van de persoonlijke onschendbaarheid. Voorstanders van orgaandonatie zijn er kennelijk onvoldoende in geslaagd overtuigende argumenten aan te voeren voor voldoende vrijwillige donaties en doen derhalve een beroep op emotie en de politieke macht om doelen te bereiken. Gaat het dan vaker mis? Ja, zelfs in omgekeerde richting. Er zijn ook bedreigingen die ik zelf niet zie of kan onderkennen waarvoor een waarborg is ingesteld. De burger, het individu, wordt op verschillende manieren gevraagd of ongevraagd beschermd tegen de dreiging van oorlog, terrorisme, brand, besmettelijke ziektes of veel voorkomende aandoeningen, door middel van een leger, politiemacht, brandweer, preventieve inentingen, bevolkingsonderzoeken, en een zorgstelsel. Maar ook hier dringt zich met de verdere ontwikkeling van de wetenschap en de techniek meer en meer de vraag op of privacy en zelfbeschikking van het individu niet in het geding zijn. Moet alles wat kan, ook al gaat dat ten koste van de persoonlijke integriteit. Ja, veel zaken zijn van groot persoonlijk en maatschappelijk belang, zoals de preventieve bestrijding van kinderziektes en veelvoorkomende (besmettelijke) aandoeningen maar de bedreiging van de integriteit van het individu neemt toe.

 

Het belagersbeginsel

Om een antwoord te kunnen formuleren op voorgaande vragen pleit ik voor een 'herintroductie' van het belagersbeginsel. Vanuit de Semitische oorsprong onderschrijft het belagersbeginsel in grote lijnen het recht van ieder persoon om z’n eigen leven te beschermen tegen gerichte bedreiging. Het belagersbeginsel ontleent haar faam evenwel niet aan de jurisprudentie in het maatschappelijk verkeer tussen mensen, hoewel dat wel de bron is in Sumerische- en Hebreeuwse teksten. Het beginsel kreeg vooral faam in de vertaling naar sociale vraagstukken en dilemma's in de geneeskunde. De vraag was of bijvoorbeeld ook een stier en een niet afgesloten waterput, als een belager konden  worden aangemerkt? En zo ja, hoe de aansprakelijkheid kon worden geregeld?  Later kwamen er gevoelige onderwerpen bij. Kan ook een verwonding, een ziekte, een aandoening of een zwangerschap als een belager worden aangemerkt? Zo ja, is dan een medische, een farmaceutische ingreep, een amputatie, een abortus toegestaan? Hoe de dialoog over zelfbeschikking van de zwangere vrouw zich ontwikkelt,  laat ik zien in het proefschrift Over de status van het menselijke embryo in de joodse en christelijke ethiek

Terug naar ons onderwerp. Het belagersbeginsel heeft twee steunpilaren. Ten eerste – en dat moet ook als eerste komen - een algemeen geaccepteerd recht in een samenleving op vrijwaring van ongewenste fysieke inbreuk op de persoonlijke integriteit van een persoon. Dit is het element dat we min of meer van nature veronderstellen. Van nature beschermen we ons tegen bedreiging en gevaar. Het lichaam geeft signalen van schrik, angst en pijn wanneer de integriteit van lichaam of geest in het geding is. Met wel de kanttekening dat men ook een eigen verantwoordelijkheid heeft om groot gevaar of risico te mijden. Wie de grens van de zelfbescherming overschrijdt noemen we 'overmoedig' of  'roekeloos'.  Van nature mijden we bedreiging en indien dit niet mogelijk is zullen we ons ertegen verweren. Daarmee naderen we het tweede punt. Het recht op zelfbeschikking impliceert  - en dat is het tweede punt - een maatschappelijk erkenning van het recht van de bedreigde persoon of de omstander om de ongewilde inbreuk op fysieke en psychische integriteit actief te weren. Ook hierin komt onze menselijke natuur tot uiting. In ernstige nood roepen we om hulp en ondersteuning. Meer nog, we anticiperen op velerlei wijze op gevaar en bedreiging, door de instelling van instituties en voorzieningen van leger tot zorgstelsel. Dit alles doen we in de context van mogelijke bedreiging of belaging, met het doel de integriteit van het individu naar vermogen te waarborgen. Meer nog, we dragen zelf voortdurend actief bij aan het afwenden van bedreiging. We leren kinderen de bedreigingen van verkeer, vuur, water, ontvreemding en nog veel meer. We doen dat allemaal met het oogmerk om de integriteit van de ander als ander te waarborgen. Maar wat betekent dit? We zagen immers hiervoor dat er wel wat scheurtjes zitten in dat algemeen geaccepteerde recht op integriteit en zelfbeschikking.  

Er zit dus een zekere willekeur in de beleving van de waarborg. Om die willekeur te illustreren keer ik terug naar de abortusdiscussie in de vroeg-joodse ethiek. Kan een zwangerschap als bedreiging worden verstaan? Daar ga ik al onmiddellijk de fout in. Dat is namelijk geen goede vraag. Het gaat er  niet om wat ik vind of  wie dan ook vindt van abortus. Daarover zijn we het wel snel eens: Iedereen is namelijk tegen. Ik sluit daarmee de zonderlinge uit die omwille van een abortus zwanger zou willen geraken. Maar dat is ook niet het onderwerp. De vraag is of ik me kan inleven in het bestaan van een vrouw, die de zwangerschap als een bedreiging ervaart. Dus dat zij zich aangetast weet in haar integriteit en haar recht op zelfbeschikking vanwege de zwangerschap. Het belagersbeginsel vraagt nu dat ik de bedreiging van deze zwangere vrouw herken en onderken. Zo ja, dan zet ik een eerste stap in de richting van de erkenning van de integriteit. Ik stap namelijk over m'n eigen voorkeur of afkeur heen. Ik stap ook over m'n eigen belangen heen. Er speelt hier maar een vertrekpunt namelijk de integriteit van de ander in de beleving van de ander. Nu komt er nog een tweede stap, namelijk de maatschappelijke afspraak van de waarborg van de integriteit. Dat is de natuurlijke hulpvraag, waar het eerder over hadden. Vanuit de als bedreiging ervaren situatie, doet zij een beroep op mij, op ons als samenleving om haar te ondersteunen bij het bestrijden van de bedreiging. De waarborg van integriteit houdt een verplichting in, namelijk, de taak om de vrouw waar mogelijk te bevrijden van haar bedreiging, op een wijze die haar zo min mogelijk belast. De samenleving heeft dus de opdracht om middelen en mogelijkheden te onderzoeken die voorhanden zijn om de vrouw adequaat te ondersteunen of te behandelen.

Deze benadering stuitte en stuit nog immer op breed verzet in de westerse wereld.  De stelling dat de vrucht 'het meest onschuldige wezen is dat men zich kan voorstellen'  (katholieke moraalleer) en de bibliotheken die vol geschreven zijn over de morele status van het ongeboren menselijk leven, zijn allemaal initiatieven om het belagersbeginsel te ontzenuwen of te ontwijken. Maar ze betekenen zonder uitzondering dat de bedreiging van de vrouw niet wordt onderkend zoals Thomson kernachtig schetst. De oorzaak daarvan is hierin gelegen dat men de eigen opvattingen over abortus impliciet of expliciet wil inbrengen in de dialoog. De dialoog wordt bewust of onbewust vertekend door het accent te verleggen. De stelling: 'ik ben tegen zelfbeschikking van de vrouw' wordt vervangen door 'ik ben tegen abortus'. Waarmee voorstanders van zelfbeschikking dus het etiket krijgen 'opgeplakt' voor abortus te zijn. Voorstanders van zelfbeschikking zijn echter niet voor abortus, maar zij zijn voor het gemeenschappelijk dragen van de verantwoordelijkheid voor het waarborgen van de zelfbeschikking van de vrouw.  Deze dialoog kreeg en krijgt in de westerse traditie nog een andere wending, wanneer de morele status van de vrouw en het ongeboren leven tegen elkaar worden afgezet. Echter deze benadering gaat onbewust dan wel bewust voorbij aan de waarborg van de persoonlijke integriteit en zelfbeschikking, zoals Thomson met haar analogie van de beroemde violist aangeeft.

Conclusie:

Het belagersbeginsel laat vooral zien dat de morele dialoog over abortus, - maar dit onderwerp kan eenvoudig worden verruild met andere thema's - inconsistenties bevat. De waarborg van integriteit en zelfbeschikking van de ander als ander wordt opgegeven ter wille van de eigen opvattingen of belangen. Het gaat mij er hier niet om dat de integriteit en zelfbeschikking als onaantastbare waarden moeten worden aangemerkt, maar dat we ons bewust zijn wanneer en aan welke doeleinden we de voorkeur geven boven de integriteit en zelfbeschikking van het individu. Er zijn tal van gemeenschappelijke bedreigingen, waarvoor de zelfbeschikking moet wijken, neem alleen maar het verplicht dragen van een veiligheidsgordel in de auto of de verplichte ziektekostenverzekering en zo kunnen we nog heel lang doorgaan vanaf de hielprik tot ...  Voorwaarde voor die inbreuk op de genoemde waarborgen is wel dat de ander als ander steeds het doel is, en nooit tot middel wordt voor andere belangen. Waar het belagersbeginsel ons verder bij bepaalt is het gegeven dat aan de waarborg van integriteit en zelfbeschikking 'een prijskaartje' hangt, namelijk dat we de ander als ander waarderen. Meer nog, dat we eventueel vuile maken om de integriteit van de ander te waarborgen wanneer dat nodig is, ook al gaat dat soms tegen de eigen persoonlijke opvatting in. Hiermee wordt veel meer gevraagd dan enkel tolerantie, in de zin van: 'ik blijf onbekommerd bij het doen en laten van de ander'.  Daarmee is niets gezegd over een inperking van persoonlijke standpunten. Integendeel, een ieder wordt gestimuleerd om zich optimaal te profileren, om begrip en waardering te wekken bij omstanders en betrokkenen, maar daarbij de grenzen van integriteit en zelfbeschikking te bewaken. Kortom: een ieder wordt aangespoord tot autonoom burger. Een persoon die zijn of haar grenzen kent. (geheel herzien in oktober 2018)