Vrijheid van meningsuiting, iedereen spreekt er over, maar waar hebben we het over? Er is wel de indruk gewekt dat de vrijheid van het woord geen grenzen ken. Je mag alles zeggen. Mag je anderen kwetsen? Op Hoe zit dat met die vrijheid van meningsuiting? Daarvoor gaan we terug in de tijd toen het er nog 'netjes aan toe ging'.

Wij beginnen met John Stuart Mill en zijn bedoeling met de vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van spreken is opnieuw in de actualiteit. In het recente verleden was vrijheid van meningsuiting het hoogste goed. Waarheid of onwaarheid kwetsend of vleiend het deed er iet toe. De opvattingen kantelen al enige tijd. Kamerlid Geert Wilders weet er inmiddels alles van. Wilders mocht zich verantwoorden bij de rechter voor zijn uitspraken. Zijn verdediging vindt dat onzin en stelt: er is gebrek aan verdraagzaamheid in de samenleving. Recentelijk (2022) liep het hele Kabinet de Kamer uit na kwetsende uitlatingen van Van Meijeren (FvD). Al te vleiend wordt ook gezien als grensoverschrijdend gedrag. Mijn vraag: Heeft men hier ten lande te lange tenen; voelt men zich te snel in de hoek gezet? Om te beginnen dit: Is de uitdrukking 'haat zaaien' niet een beetje vreemd in de context van vrijheid van meningsuiting? Woorden die haat doen ontkiemen, hoe gaat dat in z'n werk? De 'zaaier' heeft tenminste een 'akker' nodig om z'n woorden in te poneren. Die 'akker' is bewerkt of van nature geschikt om de woorden van de zaaier te laten ontkiemen met het resultaat dat na verloop van tijd haat kan worden geoogst.

De uitdrukking 'haat zaaien' herbergt nog een element dat hier aan de orde moet komen. Wilders beperkte zich tot woorden. Wilders gebruikte geen geweld tegen derden. Dat is een belangrijke constatering. Die woorden van Wilders hebben kiemkracht in een voedingsbodem. Beide (kiemkracht van de woorden en voedingsbodem) zijn nodig om haat te laten ontkiemen en te kunnen oogsten. 

Wanneer de woorden van Wilders: "willen we meer of minder Marokkanen...?"  gelden als haat zaaien, wat wordt er dan gezaaid en wat of wie is dan de voedingsbodem?  Kennelijk wordt hier het volgende bedoeld: 'De zaaier' (A) heeft de intentie zijn gehoor (B) op te roepen om zich af te keren van  een deel van de bevolking (C). 

Stel nu eens dat B zich daadwerkelijk afkeert van C. Is A dan verantwoordelijke? De verantwoordelijkheid van A aantonen is niet eenvoudig. Niet in de laatste plaats omdat B zelf verantwoordelijk is voor zijn handelen ten opzichte van C. Zelfs al heeft A de 'akker' van B bewerkt, dan nog is B zelf verantwoordelijk voor zijn opstelling tegenover C.  tel nu dat persoon B persoon C al geruime tijd als een bedreiging beschouwt. In dat geval bevestigt persoon A alleen maar wat persoon B al lang dacht. Is dat dan ook haat zaaien? Wat A doet in dit geval is in feite een mening bevestigen of meningen verenigen. A zet B niet op tegen C, maar A maakt zichtbaar dat er een groep B's is die de aanwezigheid van de groep C's niet kan verdragen in de samenleving. A doet in feite wat John Stuart Mill beoogde met zijn relaas over vrijheid van meningsuiting, namelijk hij geeft de B's een stem.  Het probleem is dan ook niet A maar het ongenoegen van B. Het probleem met de vrijheid van meningsuiting in ons land draait dan ook niet zozeer om het verenigen van opvattingen, welke opvattingen dat ook mogen zijn, maar om het versluieren of bedekken van de waarheid. Wanneer A de mening weet te vertolken van alle B's, is dat alleen maar aan te moedigen. Het gaat immers om vrijheid van meningsuiting. A roept vraagtekens op wanneer hij uit hoofde van zijn positie op oneigenlijke gronden stemming gaat maken. In dat geval verschaft persoon A persoon B opzettelijk verkeerde informatie over persoon C. A zet in dit geval persoon B wel op tegen persoon C. Het is immers de bedoeling van persoon A dat persoon B zijn oordeel over persoon C gaat aanpassen op de informatie die A heeft verstrekt. We zouden dit haat zaaien van persoon A kunnen noemen.

Daarmee naderen we een belangrijk probleem dat ligt verscholen in de vrijheid van meningsuiting, zoals dat in liberale kring wordt verdedigd. Een voorbeeld van Mark Rutte (2009) dat ook nu nog actueel is.. Hij stelde destijds dat het ontkennen van de holocaust niet strafbaar mag zijn. De vrijheid van meningsuiting moet volgens de VVD nadrukkelijk worden gegarandeerd. In de wet moet komen te staan dat vrijwel alles gezegd moet kunnen worden. Dus ook het ontkennen van de holocaust. "Ik vind het (het ontkennen van de Holocaust) een idiote stelling, maar je moet het wel kunnen zeggen", aldus Rutte toen als leider van een oppositiepartij. De stelling van Rutte heeft er veel van weg dat vrijheid van meningsuiting een doel in zichzelf is. Dat wil zeggen dat het uiten van een eigen mening - ongeacht de inhoud en ongeacht de gevolgen - altijd goed is. Maar wat betekent deze opstelling? Dit betekent in feite dat aan de spreker geen voorwaarde kan worden gesteld met betrekking tot de inhoud en geen verantwoordelijkheid kan worden gevraagd voor de gevolgen van zijn uitingen. Hij hoeft immers niet redelijk te zijn, hij hoeft niet consistent te zijn, hij mag zichzelf tegenspreken. Hij mag ook wat teweeg brengen of losmaken in de samenleving. Het is vrijheid van meningsuiting en moet worden gerespecteerd. Deze opstelling is vanuit liberaal oogpunt enigszins opmerkelijk te noemen, omdat de liberale opvatting over de vrijheid van meningsuiting toch wortelt in het gedachtegoed van onder meer John Stuart. Molen.

Wij gaan terug naar John Stuart Mill en zijn bedoeling met de vrijheid van meningsuiting. Mill zag vrijheid van meningsuiting in welke vorm dan ook, steeds als een middel tot waarheidsvinding. Voor Mill was het vrije woord een middel om ook de vrijheid van de burger en het geluk te bevorderen van zoveel mogelijk mensen in de samenleving. Het vrije woord moest er voor zorgen dat achterhaalde opvattingen, tradities en wringende ingeslepen gewoontes die mensen onderdrukken of misleiden aan de kaak werden gesteld. Achter deze opvatting van Mill schuilt een belangwekkende visie, namelijk dat achterhaalde, onderdrukkende en misleidende opvattingen, inzichten en dogma's het menselijk welzijn schaden. Mensen willen van nature 'lekker in hun vel zitten'; ze weten zelf wel; hoe het zit; ze willen niet bedot en beknot worden. Ze willen naar eer en geweten de waarheid kunnen horen en achterhalen. Vrijheid van meningsuiting kan daarbij behulpzaam zijn volgens Mill.

Vanuit verschillende meningen en opvattingen die de ronde doen, kunnen mensen dan zelf een eigen mening of visie ontwikkelen. Nl... wat de meeste mensen dan goed vinden, dat zal ook het meeste geluk opleveren voor de meeste mensen en dat zal dus het goede zijn. Hier klinkt een belangwekkende opvatting van klassieke filosofen als Socrates en Aristoteles door, namelijk: datgene wat heel veel mensen goed vinden, dat kan niet verkeerd zijn. Vrijheid van meningsuiting maakt mensen bewust van het goede en bevordert op deze wijze het geluk van zoveel mogelijk mensen volgens Mill. Dat geluk wordt dus niet rechtstreeks ontleend aan de vrijheid van meningsuiting, maar aan de vrijheid om zich te manifesteren in een gemeenschap of samenleving en te ageren tegen misstanden. Vrijheid van meningsuiting heeft dus bij Mill een achterliggend doel, namelijk: de ontwikkeling van een goede samenleving voor alle burgers.

De prangende vraag dringt zich nu op of datgene wat mensen goed vinden wel het goede is? Kunnen heel veel mensen zich ook niet vergissen. Kunnen heel veel mensen zich niet laten misleiden?  In de ogen van Mill is de menselijke ervaring de maatstaf voor ware kennis. Mensen kunnen zich dan ook niet vergissen in de beleving van Mill. Zijn betoog is vanuit deze mensvisie goed te begrijpen. Mensen spreken tenminste integer over hun ervaring. Maar er zijn ook andere mensvisies, waarin de rede, het verstand de basis is voor kennis of combinatie van beide zoals bij de idealist I. Kant. Wanneer verkeerde interpretatie van de ervaring wel mogelijk is en dus misleiding ook wel mogelijk is, rijst de vraag of een referendum wel zo'n goed instrument voor besluitvorming? Meer nog: is de democratie wel zo'n goede besturingsvorm? Mijn ervaring en emotie, is niet altijd even zuiver. Soms duid ik door mijn emoties en opvattingen bepaalde ervaringen helemaal verkeerd. Ik doe dat soms heel bewust omdat ik bepaalde ervaringen negeer of wil buitensluiten. Ik poog vanuit emotie bepaalde ervaringen tegen beter weten in te ontkennen. Ze passen namelijk niet in mijn plaatje van goed leven. 

Hoe zit dat nu met mijn 'Feel good praktijk'. Wanneer ik terugkeer naar de stelling, dat ik in feite alles mag zeggen, ook al gaat dat in tegen alle wetten van de logica en de beleving van waarheid wat zeg ik dan en wat bereik ik dan? Hoe kan ik tegelijkertijd liegen accepteren en stellen dat ik de waarheid zoek en persoonlijke ontplooiing voorsta van mezelf en anderen?  Dat is toch met elkaar in tegenspraak? Het dilemma laat zich door een ander voorval in de politiek met dezelfde hoofdrolspeler goed illustreren. Het debat over de initiatiefwet lag inmiddels ver achter ons. De oppositieleider van toen was inmiddels premier.  Het kabinet Rutte 1 werd eens onaangenaam verrast door een opmerking van een gast bij een ontbijtprogramma. Deze gast stelde dat mensen hun eigen geld maar beter van een specifieke bank konden weghalen omdat die bank niet deugde en misschien wel zou omvallen. Het gaat hier natuurlijk over de actie van de heer Pieter Lakeman. Lakeman werd evenwel door het kabinet publiekelijk gekapitteld. Dat had Lakeman niet mogen zeggen, was de mening van het kabinet en de Nederlandse Bank, want zulke uitspraken wekken beroering bij heel veel mensen. Men dreigde zelfs met juridische stappen. Kortom: het op straat poneren van kennis, die het vertrouwen in financiële instellingen ondermijnt, moet worden vermeden. Maar hoe is dat te rijmen met vrijheid van meningsuiting? Sterker, Lakeman had volkomen gelijk. Hij deed zelfs geen idiote uitspraken om maar in de terminologie van Rutte te blijven. De bank deugde niet en het toezicht van de overheid had beschamend gefaald. Maar het gaat hier niet om gelijk of ongelijk, hier gaat het om de ondermijning van het principiële standpunt van vrijheid van meningsuiting. Dat het vertrouwen in de waarheid en de politiek hier ernstig is beschaamd, evenals in Groningen is evident.

Samenvattend: De vrijheid van meningsuiting past  bij de visie op mens en kennis van J.S. Mill. Zodra ik echter deze mensvisie en kennisvisie inruil voor de opvattingen van de idealist I. Kant en anderen kom ik zwaar in de problemen. Rutte staat met één been in de traditie van Mill, evenals Theresa May in haar betoog voor de Brexit. Het andere been staat in de weerbarstige realiteit van alle dag. Dat leidt regelmatig tot een vreemde spagaat van 'tegensprekelijkheden'. Maar is dit in een samenleving redelijk vol te houden? De democratische politiek heeft grote moeite om zich los te maken van Mill. De aanlokkelijkheid van Mill zit in zijn 'feel good'- theorie, die door populisten als Geert Wilders van harte wordt omarmd.